Het Delta Kwadrant van het Periodiek Systeem der Argumenten bevat alle zogenoemde tweede-orde predicaatargumenten. De conclusie en de premisse van dergelijke argumenten hebben hetzelfde subject (propositie q) en een verschillend predicaat (T, oftewel ‘waar’, en Z), hetgeen betekent dat ze de volgende vorm aannemen:
q is T, want q is Z
De werking van argumenten is gebaseerd op de aanwezigheid van een gemeenschappelijke term – het ‘steunpunt’ van het argument – en van een verband tussen de niet-gemeenschappelijke termen – de ‘hefboom’ van het argument (zie Wagemans, 2019).
Figuur 4. Conceptuele representatie van een tweede-orde predicaatargument
Bij tweede-orde predicaatargumenten, zoals te zien in Figuur 4, fungeert subject q als het steunpunt en het verband tussen de predicaten Z en T als de hefboom van het argument. Een concreet voorbeeld van dat laatste is ‘Z is gezaghebbend voor T‘, de hefboom van het autoriteitsargument.
Tweede-orde predicaatargumenten worden nader van elkaar onderscheiden op basis van een identificatie van de typen uitspraken. Door de conclusie en de premisse te labelen als een feitelijke uitspraak (F), waarderende uitspraak (V) of beleidsuitspraak (P), kan elk argument worden gekarakteriseerd als een specifieke combinatie van uitspraken. Voorbeelden van argumenten in dit kwadrant zijn:
het autoriteitsargument ondersteunt een waarde (V) met een feit (F)
het argumentum ad populum ondersteunt een waarde (V) met een feit (F)
het gebondenheidsargument ondersteunt een waarde (V) met een feit (F)
het argumentum ad baculum ondersteunt een beleid (P) met een feit (F)
het utiliteitsargument ondersteunt een waarde (V) met een andere waarde (V)
het schoonheidsargument ondersteunt een waarde (V) met een andere waarde (V)