Het Beta Kwadrant van het Periodiek Systeem der Argumenten bevat alle zogenoemde eerste-orde subjectargumenten. De conclusie en de premisse van dergelijke argumenten hebben een verschillend subject (a en b) en hetzelfde predicaat (X), hetgeen betekent dat ze de volgende vorm aannemen:
a is X, want b is X
De werking van argumenten is gebaseerd op de aanwezigheid van een gemeenschappelijke term – het ‘steunpunt’ van het argument – en van een verband tussen de niet-gemeenschappelijke termen – de ‘hefboom’ van het argument (zie Wagemans, 2019).
Figuur 2. Conceptuele representatie van een eerste-orde subjectargument
Bij eerste-orde subjectargumenten, zoals te zien in Figuur 2, fungeert predicaat X als het steunpunt en het verband tussen de subjecten a en b als de hefboom van het argument. Concrete voorbeelden van dat laatste zijn ‘a lijkt op b‘, de hefboom van het gelijkenis-argument, en ‘a is analoog aan b‘, die van het analogie-argument.
Eerste-orde subjectargumenten worden nader van elkaar onderscheiden op basis van een identificatie van de typen uitspraken. Door de conclusie en de premisse te labelen als een feitelijke uitspraak (F), waarderende uitspraak (V) of beleidsuitspraak (P), kan elk argument worden gekarakteriseerd als een specifieke combinatie van uitspraken. Voorbeelden van argumenten in dit kwadrant zijn:
het gelijkenis-argument ondersteunt een feit (F) met een ander feit (F)
het analogie-argument ondersteunt een waarde (V) met een andere waarde (V)
het gelijkheidsargument ondersteunt een beleid (P) met een feit (F)
het vergelijkingsargument ondersteunt een beleid (P) met een ander beleid (P)